Ontleend aan het architectenweb:
(http://www.architectenweb.nl/aweb/archipedia/archipedia.asp?ID=566)
Aldo van Eyck:
tachtig en nog altijd een rebel:
door WIL KESTER.
Afgelopen maand werden Aldo en Hannie van Eyck tachtig jaar.
Onder de noemer The Ball I Threw wordt in het Nederlands
Architectuurinstituut (NAi) een hommage aan het architecten-echtpaar
gebracht. De expositie is vrijwel identiek aan de presentatie
vorig jaar op de Documenta X in Kassel. Van Eycks oude en nieuwe
werk geeft voeding aan de stelling: eens rebel, altijd rebel.
Hij kon het niet laten, feestvarken of niet. Tijdens de opening
van de aan hem gewijde tentoonstelling haalde Aldo van Eyck in
het NAi nog even genadeloos uit naar wat hij noemt de 'mafia van
museumdirecteuren.' "Kaffers zijn het," spuwde
hij zijn gal. "Kaffers, wanneer ze mij geen opdracht
geven. Nu kan het nog."
Zo'n twee weken geleden, op 16 maart, werd hij tachtig jaar. Maar
Aldo van Eyck is nog altijd een rebel. Zo voelt hij zich ook. De
man die drie jaar geleden door zijn collega's werd aangemerkt als
de beste architect van Nederland, neemt nog steeds geen blad voor
de mond. De eigenzinnigheid van uitspraken loopt gelijk op met
zijn ontwerpen. 'Maak van elk huis een kleine stad en van
elke stad een groot huis,' het is Aldo van Eyck uit het hart
gegrepen. Het voormalig Burgerweeshuis in Amsterdam, indertijd in
de volksmond 'kafferdorp' genoemd, is zo'n ontwerp waarin alles
samenkomt wat Aldo van Eyck tot zo'n
|
bijzonder architect maakt.
Zijn in 1960 opgeleverde staat haaks op de uniforme rationaliteit, die in
eerste naoorlogse decennium het Nederlandse architectonische landschap
bepaalde. Geestloos. Van Eyck had daar niets mee op, net zo min als hij
dat nu heeft met het postmodernisme. "Een geestloze episode, waarin de
schandaligste gebouwen die de wereld ooit aanschouwde werden
neergezet," verkettert hij deze periode. Van Eyck zocht - en zoekt - het louter in de humane kant van de
architectuur. Een gebouw dient mensvriendelijk te zijn, de mens
staat centraal. En het exterieur is alleen belangrijk in
samenspraak met het interieur; het gebouw mag nooit monumentaal
worden. Bij Van Eyck telt het innerlijk het zwaarst, met de
nadruk op de verbeelding ervan. 'Je hoeft geen mensenvriend
te zijn om mensvriendelijke architectuur te bepleiten,'
betoogde hij vorige maand nog in een artikel in het
architectenvakblad Archis. 'Een gebouw is geen supergroot
consumptieartikel'. Behalve door de modernisten en
surrealisten van het begin van deze eeuw heeft Van Eyck zich
altijd laten inspireren door de cultuur van 'primitieve' volkeren.
Het voormalige Burgerweeshuis met zijn ruim tweehonderd kleine en
acht grote koepels is daar een mooi voorbeeld van. Je waant je in
een karavanserai. Een kleine stad, inderdaad. Een stad ook, die
tien jaar geleden alleen dankzij een particulieer initiatief van
sloop kon worden gered. |